DE BINNENVAARTKRANT PAGINA 42 27 SEPTEMBER 2005 Touching Technology Ontmoet uw relaties, bekijk innovaties. Vijf dagen lang is de gehele maritieme sector bijeen in Ahoy’ Rotterdam voor het grootste maritieme event van het jaar: Europort Maritime 2005! Internationale zeevaart, bagger, binnenvaart, visserij. In het epicentrum van de maritieme markt: Rotterdam. Deze beurs mag u niet missen! Programma: > 700 nationale en internationale bedrijfspresentaties • Innovaties en nieuwe ontwikkelingen • CEDA Dredging Days • Europort Maritime Forum door Mare Forum • Jaarvergaderingen en bijeenkomsten Registreer nu alvast op www.europortmaritime.com voor gratis toegang 1-5 november 2005 in Ahoy’ Rotterdam Nieuwe openingstijden Dinsdag 1 november: 11.00 - 18.00 uur Woensdag 2 november: 11.00 - 22.00 uur Donderdag 3 november: 11.00 - 22.00 uur Vrijdag 4 november: 11.00 - 18.00 uur Zaterdag 5 november: 10.00 - 17.00 uur
DE BINNENVAARTKRANT PAGINA 43 27 SEPTEMBER 2005 Ex-schipper en voormalig CBOB-bestuurder Jan Fernhout Vruchtbare combinatie van varen en besturen Als je 65 jaar getrouwd bent en heel je leven is verweven geweest met de binnenvaart, heb je over deze beide zaken heel wat te vertellen. Met zo iemand een “Ontmoeting op de brug” maken, is de moeite meer dan waard. Met deze wetenschap in het achterhoofd bezoek ik Jan Fernhout, die al weer jaren aan de wal woont, in Enter, een dorpje in het land van de Tukkers. ‘Echt een van de jongsten ben ik niet meer,’ begint Jan Fernhout zijn verhaal. ‘Ik ben geboren op 21 mei 1917. In Rotterdam Delfshaven, aan boord van het schip van mijn ouders, de Onderneming. Het was van oorsprong een tweemastklipper van 183 ton, maar mijn vader had er een mast af laten halen. Het was zijn tweede schip. Mijn vader zag niet gauw gevaar. Hij heeft drie schepen verspeeld en hij is, doordat er iets fout ging met een staaldraad, in 1929 omgekomen.’ Wildvreemd gezin ’Vanaf mijn vijfde jaar stuurden ze mij in de winterperiode in Hoogeveen naar school. Immers, vroeger lagen de schippers in het noorden van Kerst tot Vrouwendag, 2 februari, stil.’ ‘Als jongen van acht jaar ben ik voor goed naar school gegaan in Hoogeveen. Ik zat toen bij een wildvreemd gezin in de kost en dat viel niet mee. Ik werd daar begin september gedropt en pas op Eerste Kerstdag zag ik mijn vader terug. Ik zat in huis bij mensen met één zoontje, dat stierlijk verwend was. Hij werd altijd voorgetrokken. Mijn broer was in die tijd in dezelfde plaats bij een oom in huis. Maar die kon er geen twee hebben.’ De zesde klas van de lagere school heeft Jan niet helemaal afgemaakt, want in die tijd overleed zijn vader plotseling. ‘En toen wou ik per se naar boord. Ik moest nog dertien worden. Mijn moeder had een zetschipper aan boord genomen. Dat was op de kempenaar die mijn vader vier jaar daarvoor aangeschaft had. Toch ben ik toen maar kort bij mijn moeder aan boord gebleven, want ik kon bij mijn zwager gaan varen, die een sleepboot had en dat deed ik liever.’ Daar bleef Jan enige tijd werken. Later voer hij ook nog met zijn broer samen met het schip van zijn moeder, maar hij moest in dienst. ‘In het leger heb ik heel veel les gegeven,’ aldus Jan. ‘Dat was bij de pontonniers en torpedisten. Want er moesten met spoed sergeanten opgeleid worden. Ik gaf in hoofdzaak les in scheepvaartzaken en het praktisch pontonnieren In die periode, dat was in de zomer van 1939, was ik een van de jongste onderofficieren.’ Aardappelen ’Direct toen ik in 1939 uit dienst kwam, schafte ik me een kleine sleepboot aan van 80 pk. Dat was de Spes, de Latijnse naam voor hoop. Daar ben ik dus voor mezelf mee begonnen. Toen ik daar een half jaar mee voer, moest ik weer even in dienst voor de Jan Fernhout en zijn echtgenote Adri, die dit jaar hun 65-jarig huwelijk vierden. (foto Harrie van Eeuwijk) mobilisatie.’ In 1940 trouwde Jan en ging hij met zijn vrouw Adri op het bootje wonen. ‘Dat sleepbootje was eigenlijk te klein om met een vrouw op te wonen,’ merkt hij op, ‘maar we hebben het toen wat aangepast. Het jaar daarop, toen we een kind hadden, heb ik die sleepboot verruild voor een hersteld casco, dat keurig vernieuwd was, daar een nieuwe motor in gelegd. Dat was een stuk gerieflijker en daar was redelijk op te wonen. Zo hebben we gevaren tot 1944.’ Aan het einde van de oorlog werd de sleepboot van Jan door de Duitsers gevorderd. Die hadden dat twee dagen voordat de boot overgedragen moest worden, aangekondigd. ‘Toen heb ik er heel wat uitgehaald. Zo had ik alle brandstof, ongeveer zeshonderd liter, er uit gepompt. Die begroef ik in vaten bij mijn moeder in de tuin. Daar heb ik later nog veel plezier van gehad, want ik kon er alles voor ruilen. Ook had ik de mooie gelakte vloer in de stuurhut opgenomen en het goede kompas eruit gesloopt. Degene die er mee ging varen heb ik een briefkaart gegeven en gevraagd die naar mij te sturen met de plaats erop waar ik de boot na de oorlog terug zou kunnen halen.’ ‘Later hoorde ik dat ze er mee naar Amsterdam waren gegaan en na de oorlog heb ik hem daar teruggevonden. Zowel de boot als de motor waren zwaar beschadigd. Maar ik kon met die krakkemikkige motor toch nog wel naar Hoogeveen varen en laadde daar vierenhalve ton aardappelen. Daarna ging ik voor reparatie naar Bolnes. Aanvankelijk gaf men mij daar te kennen dat er niet gerepareerd kon worden, maar toen ik die mensen de aardappelen aanbod die ik aan boord had, ging het wel. Na twee weken was ik gerepareerd en kon ik weer prima varen.’ In 1948 ging Jan zelf op een sleepkempenaar varen, de Marten, die hij er inmiddels bijgekocht had. Hij had toen iemand in dienst die op zijn sleepboot voer. Uiteindelijk verkocht hij de sleepboot aan degene die erop voer. ‘Later heb ik er zelf nog andere schepen bijgekocht. Op een gegeven moment had ik twee sleepschepen en een sleepbootje, maar ik was toen inmiddels al wel aan de wal gaan wonen.’ CBOB Tot 1957 bleef Jan zelf meevaren, voornamelijk tussen België en Nederland. ‘We voeren eigenlijk van alles, maar het meest zware stortstenen naar de Deltawerken en later nog naar de Eemshaven. Die stenen laadden we tussen Namen en Luik.’ ‘In 1957 ben ik voorlopig aan de wal gegaan en zat ik op het kantoor van de Christelijke Bond van Ondernemers in de Binnenvaart, die nog door mijn vader mee opgericht was. Ik was bij het CBOB gekomen als kantoorkracht. Ik kon toen al redelijk goed typen, want ik had al ruim voor die tijd een oude schrijfmachine gekocht omdat ik zo’n slecht handschrift had. En nu heb ik daar nog veel gemak van met de computer.’ ‘Op dat kantoor van de CBOB werkte een oude heer, mijnheer Cornet, en die zou ik te zijner tijd vervangen. Maar omdat ik zo goed kon typen, liet hij mij alle briefjes tikken en zelf deed hij alles in de buitendienst. Ik moest dan rapporteren over een tekort aan balen, over natte balen en balen zus en balen zo, overligdagen enzovoort. Op zich vond ik dat allemaal niet zo erg, maar in de buitendienst wilde ik toch ook wel eens. Dan kwam de voorzitter op kantoor en die zei dan dat de schippers mij niet eens kenden en dat daar verandering in moest komen. Maar er kwam geen verandering, want die Cornet ging maar niet weg en bleef zelf alle zaken van de buitendienst doen en ik kreeg daar geen kans voor. Toen ben ik maar weer op een van mijn schepen gaan varen.’ Na zijn terugkeer in de actieve vaart werd Jan Fernhout varend commissaris van de CBOB. Na een paar jaar werd hij hoofdbestuurslid. ‘Dat heb ik drie periodes gedaan en halverwege de rit werd ik benoemd als tweede voorzitter. ‘Nadat ik 65 jaar geworden was, ging ik uit het hoofdbestuur en ik heb daarna nog een poos de afdeling in de noordelijke provincies gerund. Daarna ben ik ook daarmee gestopt, omdat ik zelf praktisch niet meer voer en ik alles alleen maar wist van horen zeggen. De praktijk moet je zelf ervaren om over allerlei zaken goed mee te kunnen praten.’ Collegiale tijden Een van de belangrijke zaken tijdens de periode dat hij in het hoofdbestuur zat, was het ontstaan van de Federatie. Hij was daar sterk voor en heeft zich ten volle ingezet voor de totstandkoming ervan. ‘Ik heb altijd gezegd: “Geen fusie, maar wel een federatie.”’ Pratend over de moeilijke en de mooie kanten van zijn bestuurstaken zegt hij: ‘Moeilijk vond ik het bijvoorbeeld als mensen de beurtlijst principieel en consequent door wilden voeren. En het mooie vond ik de collegiale tijden die je samen met de schippers kon en mocht hebben. Ook deed het me goed toen ik samen met de Commissaris van de Koningin het Christelijk Schippersinternaat in Dordrecht officieel heb mogen openen.’ Voor alles wat Jan Fernhout tijdens zijn CBOB-periode voor de binnenvaart deed, werd hij in 1980 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Gevraagd naar de voornaamste verschillen tussen vroeger en nu laat Fernhout er geen onduidelijkheden over bestaan: ‘Vroeger was het leven in de binnenvaart veel rustiger dan nu. We werden toen niet zenuwachtig als we veertien dagen leeg lagen. En we werkten niet met van die grote kapitalen waar nu mee gewerkt wordt. Nu zitten ze soms tot aan de nek in de hypotheek. Bovendien worden er aan allerlei zaken nu veel meer eisen gesteld. Dat zou mij niet meer liggen.’ Niettegenstaande zijn 88 jaar interesseert Jan zich nog steeds voor alles wat er binnen de bedrijfstak speelt. Hij hoort daar uiteraard veel over van zijn nog varende zonen. ‘We hebben negen kinderen. We hadden er tien, maar mijn oudste zoon is overleden. Er varen er nu nog twee. Eén vaart met een kleine duwcombinatie. Dat is de Internos, met de duwboot Henja. De ander vaart met de Wantij. Van deze twee hoor ik veel over de gang van zaken in de vaart en daarnaast houd ik de vakliteratuur heel goed bij.’ Tot slot vragen we aan Jan Fernhout hoe hij de toekomst van de binnenvaart ziet. Hij denkt een moment heel diep na en zegt dan: ‘Het kan niet anders dan dat de bedrijfstak rendabel zal blijven. Maar dan moet de overheid niet te veel aan banden leggen. We hebben prachtige kansen, omdat we aan de monding van de Rijn liggen. En het verkeer op de wegen wordt steeds intensiever, dus moeten we er met z’n allen voortdurend aan blijven werken dat er meer vervoer van de weg naar het water komt.’
Loading...
Loading...
Loading...
De Binnenvaartkrant is hét vakblad met het grootste bereik in Rijn- & binnenvaart, passagiersvaart, recreatievaart, visserij en dredging. De oplage van 23.000 exemplaren ligt op circa 650 plaatsen in Nederland, België, Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk binnen het bereik van opvarenden van binnenvaartschepen.
Neem contact met ons op: klantenservice@binnenvaartkrant.nl